10. Toen sloeg hij een andere weg in, en keerde niet terug langs de weg, waarlangs hij te Betel gekomen was.
11. Nu woonde er te Betel een oude profeet, wiens zonen hem de gehele handeling kwamen vertellen, welke de man Gods die dag te Betel verricht had. Ook de woorden die hij tot de koning gesproken had, vertelden zij hun vader.
12. Toen sprak hun vader tot hen: Welke weg is hij gegaan? Daarop duidden zijn zonen hem de weg uit, die de man Gods toen hij uit Juda kwam, gegaan was.