15. Om te roepen degenen, die op den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, zeggende:
16. Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts; en tot den verstandeloze zegt zij:
17. De gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is liefelijk.
18. Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel.