Spreuken 5:5-9 Statenvertaling (SV1750)

5. Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast.

6. Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt.

7. Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds.

8. Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis;

9. Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede;

Spreuken 5