Spreuken 27:13-17 Statenvertaling (SV1750)

13. Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende vrouw.

14. Die zijn vriend zegent met luider stem, zich des morgens vroeg opmakende, het zal hem tot een vloek gerekend worden.

15. Een gedurige druiping ten dage des slagregens en een kijfachtige huisvrouw zijn even gelijk.

16. Elkeen, die haar verbergt, zou den wind verbergen, en de olie zijner rechterhand, die roept.

17. Ijzer scherpt men met ijzer; alzo scherpt een man het aangezicht zijns naasten.

Spreuken 27