Spreuken 26:26-28 Statenvertaling (SV1750)

26. Wiens haat door bedrog bedekt is, diens boosheid zal in de gemeente geopenbaard worden.

27. Die een kuil graaft, zal er in vallen, en die een steen wentelt, op hem zal hij wederkeren.

28. Een valse tong haat degenen, die zij verbrijzelt; en een gladde mond maakt omstoting.

Spreuken 26