Spreuken 18:1-7 Statenvertaling (SV1750)

1. Die zich afzondert, tracht naar wat begeerlijks; hij vermengt zich in alle bestendige wijsheid.

2. De zot heeft geen lust aan verstandigheid, maar daarin, dat zijn hart zich ontdekt.

3. Als de goddeloze komt, komt ook de verachting en met schande versmaadheid.

4. De woorden van den mond eens mans zijn diepe wateren; en de springader der wijsheid is een uitstortende beek.

5. Het is niet goed, het aangezicht des goddelozen aan te nemen, om den rechtvaardige in het gericht te buigen.

6. De lippen des zots komen in twist, en zijn mond roept naar slagen.

7. De mond des zots is hemzelven een verstoring, en zijn lippen een strik zijner ziel.

Spreuken 18