Spreuken 14:13-19 Statenvertaling (SV1750)

13. Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid.

14. Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zich zelven.

15. De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang.

16. De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos.

17. Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden.

18. De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen.

19. De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen.

Spreuken 14