8. Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet;
9. Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals.
10. Mijn zoon! indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet;
11. Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;
12. Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen;
13. Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen.