8. En dat zij niet zouden worden gelijk hun vaders, een wederhorig en wederspannig geslacht; een geslacht, dat zijn hart niet richtte, en welks geest niet getrouw was met God.
9. (De kinderen van Efraim, gewapende boogschutters, keerden om ten dage des strijds.)
10. Zij hielden Gods verbond niet, en weigerden te wandelen in Zijn wet.
11. En zij vergaten Zijn daden, en Zijn wonderen, die Hij hun had doen zien.
12. Voor hun vaderen had Hij wonder gedaan, in Egypteland, in het veld van Zoan.
13. Hij kliefde de zee, en deed er hen doorgaan; en de wateren deed Hij staan als een hoop.
14. En Hij leidde hen des daags met een wolk, en den gansen nacht met een licht des vuurs.