Psalmen 78:23-31 Statenvertaling (SV1750)

23. Daar Hij den wolken van boven gebood, en de deuren des hemels opende;

24. En regende op hen het Man om te eten, en gaf hun hemels koren.

25. Een iegelijk at het brood der Machtigen; Hij zond hun teerkost tot verzadiging.

26. Hij dreef den oostenwind voort in den hemel, en voerde den zuidenwind aan door Zijn sterkte;

27. En regende op hen vlees als stof, en gevleugeld gevogelte als zand der zeeen;

28. En deed het vallen in het midden zijns legers, rondom zijn woningen.

29. Toen aten zij, en werden zeer zat; zodat Hij hun hun lust toebracht.

30. Zij waren nog niet vervreemd van hun lust; hun spijs was nog in hun mond,

31. Als Gods toorn tegen hen opging, dat Hij van hun vetsten doodde, en de uitgelezenen van Israel nedervelde.

Psalmen 78