2. (60:4) Gij hebt het land geschud, Gij hebt het gespleten; genees zijn breuken, want het wankelt.
3. (60:5) Gij hebt Uw volk een harde zaak doen zien; Gij hebt ons gedrenkt met zwijmelwijn.
4. (60:6) Maar nu hebt Gij dengenen, die U vrezen, een banier gegeven, om die op te werpen, vanwege de waarheid. Sela.
5. (60:7) Opdat Uw beminden zouden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, en verhoor ons.