4. (18:5) Banden des doods hadden mij omvangen, en beken Belials verschrikten mij.
5. (18:6) Banden der hel omringden mij, strikken des doods bejegenden mij.
6. (18:7) Als mij bange was, riep ik den HEERE aan, en riep tot mijn God; Hij hoorde mijn stem uit Zijn paleis, en mijn geroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren.
7. (18:8) Toen daverde en beefde de aarde, en de gronden der bergen beroerden zich en daverden, omdat Hij ontstoken was.
8. (18:9) Rook ging op van Zijn neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden daarvan aangestoken.
9. (18:10) En Hij boog den hemel, en daalde neder, en donkerheid was onder Zijn voeten.
10. (18:11) En Hij voer op een cherub, en vloog; ja, Hij vloog snellijk op de vleugelen des winds.