6. De snoeren zijn mij in liefelijke plaatsen gevallen; ja, een schone erfenis is mij geworden.
7. Ik zal den HEERE loven, Die mij raad heeft gegeven; zelfs bij nacht onderwijzen mij mijn nieren.
8. Ik stel den HEERE geduriglijk voor mij, omdat Hij aan mijn rechterhand is, zal ik niet wankelen.