Psalmen 129:5-8 Statenvertaling (SV1750)

5. Laat hen beschaamd en achterwaarts gedreven worden, allen, die Sion haten.

6. Laat hen worden als gras op de daken, hetwelk verdort, eer men het uittrekt;

7. Waarmede de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm;

8. En die voorbijgaan, niet zeggen: De zegen des HEEREN zij bij u! Wij zegenen ulieden in den Naam des HEEREN.

Psalmen 129