107. Ik ben gans zeer verdrukt, HEERE! maak mij levend naar Uw woord.
108. Laat U toch, o HEERE! welgevallen de vrijwillige offeranden mijns monds, en leer mij Uw rechten.
109. Mijn ziel is geduriglijk in mijn hand; nochtans vergeet ik Uw wet niet.
110. De goddelozen hebben mij een strik gelegd; nochtans ben ik niet afgedwaald van Uw bevelen.
111. Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid.