1. Een psalm van David, voor den opperzangmeester. O God mijns lofs! zwijg niet.
2. Want de mond des goddelozen en de mond des bedrogs zijn tegen mij opengedaan; zij hebben met mij gesproken met een valse tong.
3. En met hatelijke woorden hebben zij mij omsingeld; ja, zij hebben mij bestreden zonder oorzaak.
4. Voor mijn liefde, staan zij mij tegen; maar ik was steeds in het gebed.
5. En zij hebben mij kwaad voor goed opgelegd, en haat voor mijn liefde.