32. Zij maakten Hem ook zeer toornig aan het twistwater, en het ging Mozes kwalijk om hunnentwil.
33. Want zij verbitterden zijn geest, zodat hij wat onbedachtelijk voortbracht met zijn lippen.
34. Zij hebben die volken niet verdelgd, die de HEERE hun gezegd had;
35. Maar zij vermengden zich met de heidenen, en leerden derzelver werken.