30. En zij verreisden van Hasmona, en legerden zich in Moseroth.
31. En zij verreisden van Moseroth, en legerden zich in Bene-jaakan.
32. En zij verreisden van Bene-jaakan, en legerden zich in Hor-gidgad.
33. En zij verreisden van Hor-gidgad, en legerden zich in Jotbatha.
34. En zij verreisden van Jotbatha, en legerden zich in Abrona.
35. En zij verreisden van Abrona, en legerden zich in Ezeon-geber.
36. En zij verreisden van Ezeon-geber, en legerden zich in de woestijn Zin, dat is Kades.
37. En zij verreisden van Kades, en legerden zich aan den berg Hor, aan het einde des lands van Edom.