Mattheüs 9:25-30 Statenvertaling (SV1750)

25. Als nu de schare uitgedreven was, ging Hij in, en greep haar hand; en het dochtertje stond op.

26. En dit gerucht ging uit door dat gehele land.

27. En als Jezus van daar voortging, zijn Hem twee blinden gevolgd, roepende en zeggende: Gij Zone Davids, ontferm U onzer!

28. En als Hij in huis gekomen was, kwamen de blinden tot Hem. En Jezus zeide tot hen: Gelooft gij, dat Ik dat doen kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere!

29. Toen raakte Hij hun ogen aan, zeggende: U geschiede naar uw geloof.

30. En hun ogen zijn geopend geworden. En Jezus heeft hun zeer gestrengelijk verboden, zeggende: Ziet, dat niemand het wete.

Mattheüs 9