3. Nu dan, HEERE! neem toch mijn ziel van mij; want het is mij beter te sterven dan te leven.
4. En de HEERE zeide: Is uw toorn billijk ontstoken?
5. Jona nu ging ter stad uit, en zette zich tegen het oosten der stad; en hij maakte zich aldaar een verdek, en zat daaronder in de schaduw, totdat hij zag, wat van de stad zou worden.
6. En God, de HEERE, beschikte een wonderboom, en deed hem opschieten boven Jona, opdat er schaduw mocht zijn over zijn hoofd, om hem te redden van zijn verdriet. En Jona verblijdde zich over den wonderboom met grote blijdschap.