36. Hij antwoordde en zeide: Wie is Hij, Heere, opdat ik in Hem moge geloven?
37. En Jezus zeide tot Hem: En gij hebt Hem gezien, en Die met u spreekt, Dezelve is het.
38. En hij zeide: Ik geloof, Heere! En hij aanbad Hem.
39. En Jezus zeide: Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen, opdat degenen, die niet zien, zien mogen, en die zien, blind worden.
40. En dit hoorden enigen uit de Farizeen, die bij Hem waren, en zeiden tot Hem: Zijn wij dan ook blind?