38. En Zijn woord hebt gij niet in u blijvende; want gij gelooft Dien niet, Dien Hij gezonden heeft.
39. Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen.
40. En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben.
41. Ik neem geen eer van mensen;