15. Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken.
16. Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe.
17. Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet.
18. Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen.
19. In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren.