11. Uw lippen, o bruid! druppen van honigzeem; honig en melk is onder uw tong, en de reuk uwer klederen is als de reuk van Libanon.
12. Mijn zuster, o bruid! gij zijt een besloten hof, een besloten wel, een verzegelde fontein.
13. Uw scheuten zijn een paradijs van granaatappelen, met edele vruchten, cyprus met nardus;
14. Nardus en saffraan, kalmus en kaneel, met allerlei bomen van wierook, mirre en aloe, mitsgaders alle voornaamste specerijen.
15. O fontein der hoven, put der levende wateren, die uit Libanon vloeien!