10. En zij viel terstond neder voor zijn voeten, en gaf den geest. En de jongelingen ingekomen zijnde, vonden haar dood en droegen ze uit, en begroeven haar bij haar man.
11. En er kwam grote vreze over de gehele Gemeente, en over allen, die dit hoorden.
12. En door de handen der apostelen geschiedden vele tekenen en wonderen onder het volk; en zij waren allen eendrachtelijk in het voorhof van Salomo.
13. En van de anderen durfde niemand zich bij hen voegen; maar het volk hield hen in grote achting.
14. En er werden meer en meer toegedaan, die den Heere geloofden, menigten beide van mannen en van vrouwen;