9. Hij was een geweldig jager voor het aangezicht des HEEREN; daarom wordt gezegd: Gelijk Nimrod, een geweldig jager voor het aangezicht des HEEREN.
10. En het beginsel zijns rijks was Babel, en Erech, en Accad, en Calne in het land Sinear.
11. Uit ditzelve land is Assur uitgegaan, en heeft gebouwd Nineve, en Rehoboth, Ir, en Kalach.
12. En Resen, tussen Nineve en tussen Kalach; deze is die grote stad.
13. En Mitsraim gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en de Naftuchieten,
14. En de Pathrusieten, en de Casluchieten, van waar de Filistijnen uitgekomen zijn, en de Caftorieten.
15. En Kanaan gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth,
16. En den Jebusiet, en den Amoriet, en den Girgasiet,
17. En den Hivviet, en den Arkiet, en den Siniet,
18. En den Arvadiet, en den Tsemariet, en den Hamathiet; en daarna zijn de huisgezinnen der Kanaanieten verspreid.