1. En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende:
2. Mensenkind, profeteer tegen de profeten Israels, die profeteren, en zeg tot degenen, die uit hun hart profeteren: Hoort des HEEREN woord.
3. Zo zegt de Heere HEERE: Wee over die dwaze profeten, die hun geest nawandelen, en hetgeen zij niet gezien hebben!
4. Uw profeten, o Israel, zijn als vossen in de woeste plaatsen.