27. Doch de HEERE verhardde Farao's hart; en hij wilde hen niet laten trekken.
28. Maar Farao zeide tot hem: Ga van mij! wacht u, dat gij niet meer mijn aangezicht ziet; want op welken dag gij mijn aangezicht zult zien, zult gij sterven!
29. Mozes nu zeide: Gij hebt recht gesproken; ik zal niet meer uw aangezicht zien!