1. Voorts geschiedde het na Sauls dood, als David van den slag der Amalekieten was wedergekomen, en David twee dagen te Ziklag gebleven was;
2. Zo geschiedde het op den derden dag, dat, ziet, uit het heirleger van Saul, een man kwam, wiens klederen gescheurd waren, en aarde was op zijn hoofd; en het geschiedde, als hij tot David kwam, zo viel hij ter aarde en boog zich neder.
3. En David zeide tot hem: Van waar komt gij? En hij zeide tot hem: Ik ben ontkomen uit het heirleger van Israel.