19. De kinderen van Semida nu waren Ahjan, en Sechem, en Likhi, en Aniam.
20. En de kinderen van Efraim waren Suthelah; en zijn zoon was Bered; en zijn zoon Tahath; en zijn zoon Elada; en zijn zoon Tahath;
21. En zijn zoon was Zabad; en zijn zoon Suthelah, en Ezer, en Elad. En de mannen van Gath, die in het land geboren waren, doodden hen, omdat zij afgekomen waren om hun vee te nemen.
22. Daarom droeg Efraim, hun vader, vele dagen leed; en zijn broeders kwamen om hem te troosten.