11. Nochtans is noch de man zonder de vrouw, noch de vrouw zonder den man, in den Heere.
12. Want gelijkerwijs de vrouw uit den man is, alzo is ook de man door de vrouw; doch alle dingen zijn uit God.
13. Oordeelt gij onder uzelven: is het betamelijk, dat de vrouw ongedekt God bidde?
14. Of leert u ook de natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer is?