Spreuken 6:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Mijn zoon, indien gij borg zijt geworden voor uw naaste,voor een vreemde uw handslag hebt gegeven;

2. als gij verstrikt zijt door de woorden van uw mond,gevangen zijt door de woorden van uw mond –

3. doe dan toch dit, mijn zoon, en red u,want gij zijt in de greep van uw naaste gekomen:ga, klamp uw naaste aan en bestorm hem;

Spreuken 6