Ruth 1:10-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. en zij zeiden tot haar: Wij keren zeker met u terug naar uw volk.

11. Maar Noömi zeide: Keert terug, mijn dochters, waarom zoudt gij met mij medegaan? Heb ik nog zonen in mijn schoot, die u tot mannen zouden kunnen worden?

12. Keert terug, mijn dochters, gaat heen, want ik ben te oud om een man toe te behoren. Indien ik al dacht: Ik heb hoop; ja, al zou ik vannacht een man toebehoren, ja, al zou ik zonen baren,

Ruth 1