1. Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om overwegingen te beoordelen.
2. De een gelooft, dat hij alles eten mag, maar de zwakke eet plantaardig voedsel.
3. Wie wèl eet, minachte hem niet, die niet eet, en wie niet eet, oordele hem niet, die wèl eet, want God heeft hem aanvaard.