1. De Israëlieten deden opnieuw wat kwaad is in de ogen des Heren; toen gaf de Here hen over in de macht der Filistijnen, veertig jaar.
2. Nu was er een man uit Sora, uit het geslacht der Danieten, Manoach genaamd, wiens vrouw onvruchtbaar was en niet baarde.
3. En de Engel des Heren verscheen aan de vrouw en zeide tot haar: Zie, gij zijt onvruchtbaar en baart niet, maar gij zult zwanger worden en een zoon baren.
4. Dus neem u in acht en drink geen wijn of bedwelmende drank en eet niets onreins.