Psalmen 88:3-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. Laat mijn gebed voor uw aangezicht komen,neig uw oor tot mijn geroep;

4. want mijn ziel is verzadigd van rampen,mijn leven is het dodenrijk nabij.

5. Ik word gerekend onder wie in de groeve nederdalen,ik ben geworden als een man zonder kracht.

6. Onder de doden is mijn verblijf,gelijk verslagenen die in het graf liggen,die Gij niet meer gedenkt,en die aan uw hand ontrukt zijn.

7. Gij hebt mij in de diepste kuil gelegd,in duistere plaatsen, in diepten.

8. Uw grimmigheid rust zwaar op mij,door al uw baren drukt Gij mij neder. sela

9. Mijn bekenden hebt Gij van mij verwijderd,Gij hebt mij tot een gruwel voor hen gemaakt;ik ben ingesloten, ik kan niet ontkomen.

10. Mijn oog kwijnt van ellende;dagelijks roep ik U aan, o Here,ik breid mijn handen naar U uit.

11. Zult Gij aan de doden een wonder doen;zullen schimmen opstaan en U loven? sela

Psalmen 88