4. Zelfs vindt de mus een huis,en de zwaluw een nest voor zich,waar zij haar jongen neerlegt:uw altaren, o Here der heerscharen,mijn Koning en mijn God.
5. Welzalig zij die in uw huis wonen,zij loven U gestadig. sela
6. Welzalig de mensen wier sterkte in U is,in wier hart de gebaande wegen zijn.
7. Als zij trekken door een dal van balsemstruiken,maken zij het tot een oord van bronnen;ook hult de vroege regen het in zegeningen.