Psalmen 69:5-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. Talrijker dan de haren van mijn hoofdzijn zij die mij zonder oorzaak haten;machtig zijn zij die mij willen verdelgen, mijn valse vijanden;wat ik niet geroofd heb, moet ik toch teruggeven.

6. O God, Gij kent mijn verdwaasdheid,mijn schuldige daden zijn voor U niet verborgen.

7. Laten om mij niet beschaamd worden wie U verwachten,Here Here der heerscharen;laten om mij niet schaamrood worden wie U zoeken,o God van Israël.

8. Want om Uwentwil draag ik smaad,bedekt schaamte mijn gelaat.

9. Ik ben een vreemde geworden voor mijn broeders,een onbekende voor de zonen van mijn moeder;

10. want de ijver voor uw huis heeft mij verteerd,en de smaadwoorden van wie U smaden, kwamen op mij neder.

11. Ik weende onder het vasten van mijn ziel,maar het werd mij tot diepe smaad;

Psalmen 69