4. De mens is gelijk aan een ademtocht,zijn dagen zijn als een voorbijglijdende schaduw.
5. Here, neig uw hemel en daal neder,raak de bergen aan, dat zij roken;
6. slinger uw bliksem en verstrooi hen,werp uw pijlen en breng hen in verwarring;
7. strek uw hand uit den hoge uit,bevrijd mij en red mij uit grote wateren,uit de macht der vreemden,
8. wier mond leugen spreekt,wier rechterhand een hand van bedrog is.