68. Gij zijt goed en goeddoende,leer mij uw inzettingen.
69. Overmoedigen wrijven mij leugens aan,ik houd uw bevelen van ganser harte.
70. Ongevoelig als vet is hun hart,maar ik verlustig mij in uw wet.
71. Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest,opdat ik uw inzettingen zou leren.
72. De wet van uw mond is mij beterdan duizenden stukken goud en zilver.