Prediker 4:3-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. en gelukkiger dan die allen (prees ik) degene, die er nog niet geweest is, die nog niet heeft aanschouwd het boze werk dat onder de zon geschiedt.

4. Ook zag ik, dat al het zwoegen, alsook alle bekwaamheid in het werk, louter naijver is van de een op de ander; ook dit is ijdelheid en najagen van wind.

5. De dwaas slaat zijn armen over elkander en verteert zichzelf.

6. Beter is een handvol rust dan beide vuisten vol zwoegen en najagen van wind.

7. Wederom aanschouwde ik een ijdelheid onder de zon:

8. daar is er een zonder metgezel, ook zoon of broeder heeft hij niet, en er is geen einde aan al zijn zwoegen; ook worden zijn ogen niet verzadigd van rijkdom; – voor wie tob ik mij dan af en ontzeg ik mij het goede? Ook dit is ijdelheid en een kwaad ding.

9. Twee zijn beter dan één, omdat zij een goede beloning hebben bij hun zwoegen.

10. Want, indien zij vallen, dan richt de een de ander weer op; maar wee de éne, die valt zonder dat een metgezel hem opricht!

11. Ook indien er twee nederliggen, zullen zij warm worden, maar hoe zal één alleen warm worden?

Prediker 4