19. en hij zal heersen uit Jakob, en de vluchtelingen uit de stad verdelgen.
20. Toen hij Amalek zag, hief hij zijn spreuk aan en zeide:Eerste der volken is Amalek, maar zijn einde zal ondergang zijn.
21. Toen hij de Kenieten zag, hief hij zijn spreuk aan en zeide:Vast is uw woning, gesteld op de rots is uw nest,
22. nochtans zal Kaïn tot verwoesting zijn;hoe lang nog of Assur voert u gevankelijk weg.
23. Hij hief ook zijn spreuk aan en zeide:Wee! wie zal leven, als God dat tot stand zal brengen?