Nehemia 11:2-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. Het volk nu prees al de mannen, die vrijwillig in Jeruzalem gingen wonen.

3. Dit zijn de hoofden van het gewest, die zich in Jeruzalem vestigden; – in de steden van Juda woonden, ieder op zijn bezit, in hun steden: Israël, de priesters, de Levieten, de tempelhorigen en de nakomelingen van Salomo’s knechten –.

4. Te Jeruzalem nu woonden van de Judeeërs en van de Benjaminieten: van de Judeeërs: Ataja, de zoon van Uzzia, de zoon van Zekarja, de zoon van Amarja, de zoon van Sefatja, de zoon van Mahalalel, van de zonen van Peres;

5. en Maäseja, de zoon van Baruch, de zoon van Kolchoze, de zoon van Chazaja, de zoon van Adaja, de zoon van Jojarib, de zoon van Zekarja, de zoon van Sela.

Nehemia 11