15. Jezus zeide tot hen: Kunnen soms bruiloftsgasten treuren, zolang de bruidegom bij hen is? Er zullen echter dagen komen, dat de bruidegom van hen weggenomen is, en dan zullen zij vasten.
16. En niemand zet een niet-gekrompen lap op een oud kledingstuk; want de ingezette lap scheurt iets af van het kledingstuk en de scheur wordt erger.
17. Ook doet men jonge wijn niet in oude zakken; anders barsten de zakken en de wijn loopt weg en de zakken gaan verloren; maar men doet jonge wijn in nieuwe zakken en beide blijven samen behouden.
18. Terwijl Hij dit tot hen sprak, zie, een overste (der synagoge) kwam tot Hem en viel voor Hem neder, en zeide: Mijn dochter is zo juist gestorven, maar kom en leg uw hand op haar en zij zal leven.
19. En Jezus stond op en volgde hem met zijn discipelen.
20. En zie, een vrouw, die reeds twaalf jaren aan bloedvloeiingen leed, kwam van achteren tot Hem en raakte de kwast van zijn kleed aan.
21. Want, zeide zij bij zichzelf, indien ik slechts zijn kleed aanraak, zal ik behouden zijn.