Matteüs 6:8-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Wordt hun dan niet gelijk, want [God] uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.

9. Bidt gij dan aldus:Onze Vader die in de hemelen zijt,uw naam worde geheiligd;

10. uw Koninkrijk kome;uw wil geschiede,gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.

11. Geef ons heden ons dagelijks brood;

12. en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;

13. en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. [Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.]

14. Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven;

15. maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen niet vergeven.

16. En wanneer gij vast, toont dan niet, zoals de huichelaars, een somber gelaat; want zij maken hun aangezicht ontoonbaar, om zich aan de mensen te vertonen, wanneer zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, zij hebben hun loon reeds.

Matteüs 6