Matteüs 5:28-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

28. Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.

29. Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde.

30. En indien uw rechterhand u tot zonde zou verleiden, houw haar af en werp haar van u; want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam ter helle vare.

31. Er is ook gezegd: Al wie zijn vrouw wegzendt, moet haar een scheidbrief geven.

32. Maar Ik zeg u: Een ieder, die zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk met haar gepleegd wordt; en al wie een weggezondene trouwt, pleegt echtbreuk.

33. Wederom hebt gij gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult uw eed niet breken, doch aan de Here uw eden gestand doen.

34. Maar Ik zeg u, in het geheel niet te zweren: bij de hemel niet, omdat hij de troon van God is;

Matteüs 5