Matteüs 26:49-51 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

49. En terstond trad hij op Jezus toe en zeide: Wees gegroet, Rabbi, en hij kuste Hem.

50. Maar Jezus zeide tot hem: Vriend, waartoe zijt gij hier? Toen traden zij toe, sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem.

51. En zie, één van die bij Jezus waren, strekte zijn hand uit, trok zijn zwaard en hij trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het oor af.

Matteüs 26