4. want Johannes zeide tot hem: Gij moogt haar niet hebben.
5. En hoewel hij hem wilde ter dood brengen, vreesde hij de schare, omdat zij hem voor een profeet hielden.
6. Maar op het geboortefeest van Herodes danste de dochter van Herodias in hun midden en zij behaagde Herodes,
7. waarom hij haar onder ede toezegde haar te geven, wat zij maar vragen zou.
8. En zij, opgestookt door haar moeder, zeide: Geef mij hier op een schotel het hoofd van Johannes de Doper.
9. En de koning werd bedroefd, maar om zijn eden, en om hen die mede aanlagen, beval hij het haar te geven,
10. en hij liet Johannes in de gevangenis onthoofden.