2. En zeer vroeg op de eerste dag der week gingen zij naar het graf, toen de zon opging.
3. En zij zeiden tot elkander: Wie zal ons de steen afwentelen van de ingang van het graf?
4. En toen zij opzagen, aanschouwden zij, dat de steen afgewenteld was; want hij was zeer groot.
5. En toen zij in het graf gegaan waren, zagen zij een jongeling zitten aan de rechterzijde, bekleed met een wit gewaad, en ontsteltenis beving haar.