Marcus 12:34-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

34. En Jezus, ziende, dat hij verstandig geantwoord had, zeide tot hem: Gij zijt niet verre van het Koninkrijk Gods. En niemand durfde Hem meer iets vragen.

35. En Jezus antwoordde bij zijn onderwijs in de tempel en zeide: Hoe zeggen de schriftgeleerden, dat de Christus een zoon van David is?

36. David zelf heeft door de heilige Geest gezegd:De Here heeft gezegd tot mijn Here:Zet U aan mijn rechterhand,totdat Ik uw vijanden onder uw voeten gelegd heb.

37a. David zelf noemt Hem Here, en hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?

37b. En het merendeel van de schare hoorde Hem gaarne.

38. En Hij zeide in zijn onderwijs: Wacht u voor de schriftgeleerden, die gesteld zijn op het wandelen in lange gewaden en op begroetingen op de markten,

39. en op erezetels in de synagogen en eerste plaatsen bij de maaltijden,

Marcus 12